Walter Dornstedt
The Last Mile Home
Het overbruggen van de laatste mijl naar de klant, naar de eindgebruiker is het moeilijkste en duurste puzzelstukje in de platform-economie. Alle stappen en koppelingen voor dat moment laten zich prima met algoritmes organiseren en afstemmen. Het wordt pas lastig als de menselijke bezorger in beeld komt, en de fysieke en weerbarstige infrastructuur wordt aangesproken. In de recente publicatie ‘Arbeid in Transitie’ van DenkWerk wordt gesteld dat de bezorgende mens tussen 2020-2030 geen functie meer heeft. Hij is dan immers vervangen door handige bezorgrobotjes, die onze voortuin binnenrijden, het smartlock ontgrendelen en het zichzelf bestelde pak melk in de koelkast zetten. En zo zullen meer traditionele beroepen verdwijnen, en zullen de menselijke resources naar de periferie van de economische wereld worden gedreven. Is dat een wereld waarin wij ons nog thuis zullen voelen – en waar wij nog echt ‘mens’ kunnen zijn zonder ons in een steeds hoger tempo te moeten aanpassen? Het antwoord ligt misschien in het laatste stukje van de thuisreis besloten, de ‘home stretch’.
Nu, in 2019, voert de weg van distributiecentrum naar de klant niet alleen over industrie-terreinen, verkeerspleinen en snelwegen, maar ook over provinciale wegen, dorpskernen, knusse woonerfen en zielloze Vinex-polders. Het wordt helemaal een kostbare, hoofdbrekende uitdaging in overdrukke urbane gebieden. Voor die situatie zijn de disruptieve diensten als Deliveroo en Ubereats uitgevonden. Beide exponenten van de gig-economy (de klus-economie), waarop locale en accuut beschikbare frisse arbeidskracht meteen geactiveerd kan worden. Daarbij lijkt het de strategie om de poel van beschikbare ‘riders’, de dragende en fysieke knooppunten van de bezorgdienst, zo snel mogelijk zo groot mogelijk te maken, opdat daarmee individuele weerstand tegen ondoorzichtig dalende tarieven wijkt voor onderlinge competitie. Met andere woorden: als jij, Deliveroo-collega, dat ritje voor 5 euro niet pakt omdat het bedrag lager is dan wat je er de vorige keer voor kon rekenen, dan doe ik hem wel. Sterker nog, ik heb dat geld nodig om straks mijn eigen eten te kunnen bestellen.
Dit voorbeeld van Deliveroo is niet willekeurig. In het voorbeeld van Deliveroo heeft de Nederlandse rechter geoordeeld, dat deze bezorgers, vanwege de duidelijke omschrijving van hun werk, recht hebben op een regulier arbeidscontract en op de bescherming van een CAO, in dit geval van het beroepsgoederenvervoer. Merkwaardig is daarbij, dat de lijdende voorwerpen, de fiets-koeriers, dit echter in de praktijk niet willen, omdat de platform-dienst haar methode en haar praktijk niet structureel zal aanpassen. Wie zich daartegen verzet, prijst zich uit de markt. Dat is de harde wet van vraag en aanbod. De meeste weigeraars zijn daarbij ook fitte, sterke jongens die bijklussen naast hun management-studie en niet ‘lastig’ willen doen want heel goed beseffen, dat zij straks, wanneer ze althans worden uitverkoren, de lakens zullen uitdelen bij bedrijven als Deliveroo en Uber. Nee, wat ik voor me zie is de Hindoestaanse pakket-bezorger die zijn minderjarige zoon meeneemt op zijn ritjes door de wijken van Spijkenisse en Zoetermeer, zodat deze hem kan helpen zijn dag-quotum te halen. En ik hoor de uitgebluste zeventiger op zondagmiddag de dikke bundel reclame-drukwerk door mijn brievenbus duwen, met grauw gelaat en gekloofde vingers.
Wanneer ik dit probeer te begrijpen vanuit narratief perspectief, wanneer ik overschakel naar de zogenaamde ‘story-mode’ dan is deze disruptieve wending van het sociaal-economische verhaal te begrijpen als een tempo-wisseling (versnelling) en een plot-wisseling, terwijl het ideologische thema in tact blijft. Sterker nog: het ideologische thema wint aan kracht naarmate de menselijke acteurs hun rol zien verschrompelen en het neo-liberale verhaal met behulp van innovatieve technologie steeds dieper in de haarvaten van de individuen kan doordringen. Het voorbeeld van Deliveroo levert het logische en existentiële bewijs van deze bewering: geloof in de eigen lucratieve, toekomstige positie in de zich verder profilerende netwerksamenleving, en het zich daarbij schikken in de algoritmische rendementscorrecties, wint het van het aanbod terug te kunnen vallen op collectieve afspraken en maatschappelijk verworven zekerheden. En daarmee blijft het verhaal aan zijn oorspronkelijke uitkomst vastgeklonken: de realisering, ten koste van alles, van een toekomstig heil op een horizon waarvoor het hier en nu mag worden opgeofferd. En wordt het bestaande sociale weefsel, en de contracten, de verhalen waarmee we deze weefsels bijeen hielden, ingewisseld voor een gestroomlijnder en aantrekkelijker variant. Het nieuwe verhaal voegt zich naar de logica van de achterliggende ideologie.
Je zou kunnen tegenwerpen: wat als we nu eens niet in dat verhaal geloven ? En een ander verhaal omarmen ? Dat van belangeloze deling met elkaar. Deling is immers ook het wezenskenmerk van het netwerk. Deling is zijn meest eigen, virale kwaliteit. Door zich te delen en te verdelen weeft het netwerk zijn eigen dragende structuur, zijn vitale organen en zijn huid. Met zin-tuigen, intuïtie en zelfs supra-sensorische kwaliteiten. Het netwerk bestaat en bestendigt zich voorzover het expandeert en voortdurend zijn besmettelijk kwaliteit botviert. Daarmee creëert en recreëert het voortdurend zijn eigen realiteit. Het produceert zichzelf voorzover het zichzelf consumeert. Expansie gaat dan ook gepaard met het vertellen van en het geloven in een overtuigend verhaal. De kracht en de overdraagbaarheid van het verhaal zijn van vitaal belang wanneer een massa bijeen moet worden gebracht die het intieme, menselijk bevattelijke contact van 150 individuen overstijgt, zoals door Harari in ‘Sapiens’ ook aansprekend wordt verwoord. In de film ‘ Social Network’ (David Fincher, 2010) is Mark Zuckerberg bij de lancering van The Facebook ook pas tevreden als de studenten door massaal data-verkeer het Harvard mainframe netwerk platleggen. Het sardonische lachje van Zuck, aanstekelijk verbeeld door Jesse Eisenberg, zei genoeg. Wat was er sexier dan, als Harvard corpsbal, vanuit je dorm, met je vrienden, contact te kunnen maken met die felbegeerde cheerleader van een paar huizen verderop, onderdeel worden van haar verhaal, terwijl je jouw eigen profiel met haar en, via haar vriendenkring, met een aantal andere ‘romantic prospects’ kon delen? De schijn van intimiteit in ijskoud technisch universum. De nieuwe wereld (Silicon Valley) implanteerde zich in de oude wereld (Harvard) en blies de sociaal-economische structuren van binnenuit op. De outsider, de out-lier dreef op een enkele avond het netwerk over zijn grenzen en boetseerde daarmee een nieuwe, virtuele gemeenschap, een opwindende nieuwe realiteit, een groot verhaal om in te wonen. Hij bewees daarmee de busines-case van Facebook. De exponentiële technologische innovatie die volgde in de jaren na de oprichting zorgde voor een snelle verwerkelijking van het sociaal-economische scenario, waarbij toenemende rekenkracht (het is per saldo niet meer dan dat) gekoppeld werd aan slinkse algoritmes. Persoonlijke profielen en intieme verhalen werden over netwerken verspreid en de gebruikersdata daarvan aan de hoogste bieders verkocht. Facebook is als belangrijk platform exemplarisch, maar Alphabet (Google), Amazon, Apple, Microsoft en Oracle zijn op hun eigen wijze even belangrijk geweest in het creëren van onze nieuwe werkelijkheid.
Een werkelijkheid die een verhaal is. Je zou ook kunnen beweren dat zij een simulatie is die naar niets anders verwijst dan naar lege tekens en virtuele of digitaal ‘augmented’ identiteiten die de netwerk-maatschappij vormen. Daarbij kan ik niet genoeg benadrukken, dat de vitaliteit en wezensgrond van dat sociaal-economische weefsel altijd pas kan bestaan bij gratie van de fundamenteel hybride functie van de menselijke acteurs. Hybride ook omdat de mens nimmer in een eenduidige afgesloten identiteit te vangen is. Wanneer ik het beroep uitoefen van een Adminstratief Medewerker, nog zo’n bedreigd beroep, dan ben ik dat niet. Er blijft iets menselijks over, op zijn minst het eindige zijn van mijn zijnde. De netwerk-samenleving verzinkt, in laatste instantie, in het niet op te heffen humane residu. Het humane maakt zichzelf eindeloos mogelijk in de onmogelijkheid van het netwerk om het sensibele individu in een afgesloten geheel te totaliseren. Simpelweg doordat er telkens nieuwe verhalen bedacht en verteld kunnen worden. Verhalen die verankerd zijn in de onvervreemdbare eigen ervaring, en die bij de ander resoneren. Deze ervaring en de communicatie van die ervaring tussen individuen scheppen een emotioneel safe-house. Een verhaal waarin je kan wonen. Een verhaal waarin je, voor een enkel moment, een ’home away from home’ vindt waarvan geen enkele slimme fabrikant de digitale sleutel heeft. Naar zo’n huis zou ik altijd willen terugkeren. En op de laatste kilometer van die odyssee zal ik op vleugels gedragen worden, zoals de winnende wielrenner op de flanken van de Alpe d’Huez naar boven danst. Niet omdat ik dan in een drone zit, maar gewoon omdat het me geen centje pijn kost, en de weg terug sowieso altijd ‘korter’ lijkt dan de heenreis. Hoe zou dat toch komen? Is dat misschien die niet te kwantificeren menselijke rest die niet is op te heffen? En is dat gevoelde thuis dan wellicht onze ‘Final Stand’ ?